De verantwoordelijkheid van woordvoerders voor de huidige bestuurscultuur

Drie nieuwtjes van afgelopen week: ‘De formatie komt op stoom, nieuw kabinet lijkt nu echt in de maak’, ‘Rekenkamer oordeelt keihard over wanbeheer VWS’, ’Ombudsman: minister Dekker misleidde bewust over levenslang’. Je vraagt je af waar die nieuwe bestuurscultuur nou toch gebleven is. Een cynicus zou zomaar kunnen denken dat het een modegril was.

Dat zou eufemistisch gezegd nogal jammer zijn. Er is namelijk wel echt wat aan de hand. En dat is meer dan een minister-president die zijn houdbaarheidstermijn wat overschat. De toeslagenaffaire, het wantrouwen dat mensen voelen over het wankele coronabeleid, de groeiende weerstand tegenover grote bonussen voor topmannen (want laten we wel wezen, het zijn nog té vaak mannen), de toenemende openheid over het machtsmisbruik in de kunstwereld, het staat niet allemaal los van elkaar.

Want hoe vaak we het tegenwoordig ook hebben over wappies en gekkies, de meeste mensen zijn niet gek. Ze krijgen alleen net te vaak het idee dat de boven hen gestelden dénken dat ze gek zijn. Om Kustaw Bessems aan te halen: hun bullshitdetector gaat iets te vaak af. Ze weten misschien niet wát er niet klopt, maar dát er iets niet klopt is overduidelijk. En ze hebben maar al te vaak gelijk.

In Nederland lijkt de heersende bestuurscultuur te zijn gestoeld op wantrouwen tegenover de burger. Heb je geen bonnetje of is je jaaroverzicht te laat binnen: dan bent u vast fraudeur. Het lijkt daarbij soms ook dat ministeries zelf denken dat ze onzichtbaar zijn. Dat ‘gewone mensen’ niet óók zien dat ministeries zelf miljarden uitgeven zonder bonnetjes te bewaren. PÈÈP, daar gaat de bullshitdetector.

We worden niet alleen gewantrouwd, we worden ook vaak onderschat. Besluiten die op wankele basis worden genomen worden verkocht als ‘volkomen congruent’ of ‘ik voel tot in mijn diepste vezels de noodzaak’. PÈÈP.

Eén van de effecten is dat de toon van het publieke debat in Nederland er niet beter of leuker op wordt. De ene helft schreeuwt fake news over rapporten van gerenommeerde onderzoeksinstituten terwijl de andere helft afkeurend met de tong klakt als een Youtube- ster een leesclub start. En hoe heftiger de discussie, des beter het is voor de kijkcijfers. De tegenstelling is een verkoopbaar product geworden. Reputaties van mensen en bedrijven worden daarbij achteloos ten gronde gericht.

Woordvoerders opereren óók in dit gepolariseerde veld. We zijn ons misschien te weinig bewust van de belangrijke rol die wij zelf spelen. Maar al te vaak horen wij woordvoerders zeggen dat hun primaire taak (de bescherming van) de reputatie van een bestuurder is. Die taakopvatting omvat een heleboel, ook onbewust gedrag. Want is iets niet vertellen niet hetzelfde als liegen? Is de Kamer laat informeren hetzelfde als informatie achterhouden? En is de werkelijkheid mooier maken hetzelfde als de werkelijkheid geweld aan doen? Kun je dat de woordvoerder kwalijk nemen wanneer zij vooral afgerekend worden op ‘goede pers’ voor hun bestuurder?

Ja, dat kun je. Woordvoerders moeten meer zijn dan een makelaar van informatie. Ze zijn ook één van de hoeders van de waarheid en hebben daarom de plicht om juiste en volledige informatie te verstrekken. Als overheidswoordvoerders al selectief gaan shoppen in de waarheid, wie kunnen we dan nog vertrouwen?

Juist daarom is het belangrijk om als directeur communicatie met je medewerkers in gesprek te gaan over de waarden die je als organisatie belangrijk vindt. Waar beoordeel je je mensen op? Wat vind je belangrijk? Waarom doen we wat we doen? En wat doen we dan wel of juist niet? Belangrijke vragen om samen op een open en veilige manier te beantwoorden.

Harbers & Van Goethem helpt u graag met dit gesprek.